De feesten ter ere van de Virgen de La Cuevita zijn de drukstbezochte feesten in Artenara en het eiland Gran Canaria, omdat deze plaats een bedevaartsoord is geworden voor gelovigen van de hele streek. Het feest begint op 15 augustus met een processie vanaf het heiligdom naar de parochiekerk, waarna een week van religieuze, folkloristische en sportieve activiteiten volgt, zoals de wielerronde van Las Palmas de Gran Canaria naar Artenara.
Aan de viering met de offerande aan de Virgen neemt een groot aantal verenigingen deel, die hier alle verschillende klederdrachten van het eiland aan de bezoeker tonen. 's Avonds volgt de processie terug naar het heiligdom met de Virgen met veel vuurwerk en vreugdevuren, wat de bezoekers een onvergetelijk spektakel oplevert.
In Artenara wordt in februari het feest van San Matías gevierd, in juni is er een nachtelijke processie (Corazón de Jesús). Op 14 september volgt het Fiesta del Cristo en op de tweede zondag van oktober wordt het feest van La Candelaria gevierd. Op 15 mei is er een braderie ter gelegenheid van het feest van San Isidro, waar de lokale boeren aan deelnemen en traditionele muziekgroepen zijn te beluisteren, de 'rondallas' Met de paasdagen wordt een spektakel georganiseerd dat veel bezoekers trekt waarbij een pop met vuurwerk in brand wordt gestoken, de 'Quema de Judas' (de verbranding van Judas).
Artenara was in de oudheid een belangrijke nederzetting. De inheemse bevolking woonde voornamelijk in Acusa, Artenara en Tirma. Na de verovering van Gran Canaria leefde de inheemse bevolking nog bijna een eeuw voort in Artenara, dankzij de ontoegankelijkheid van het binnenland en mengde de bevolking zich met de Spanjaarden en Portugezen. Ook in Artenara wordt uiteindelijk een begin gemaakt met de uitgifte van de grond aan de veroveraars.
De kolonisten zijn net als de inheemse bevolking veehouders en verbouwen daarnaast verschillende granen voor eigen gebruik.
De kerk in Artenara dateert uit de zeventiende eeuw, toen na verschillende evangelisatiecampagnes behoefte aan eigen kerken ontstond.
Zo werd in Acusa de kapel La Candelaria gebouwd en in Artenara de kapel van El Rosario, die later San Matías werd genoemd. Beide vielen onder Gáldar. De kerk van San Matías is in 1839 als parochiekerk gebouwd.
De boerenbevolking concentreerde zich om de kapellen van Acusa en Artenara. Aan het begin van de zeventiende eeuw werd de eerste burgemeester benoemd, Antonio González del Río, die beide plaatsen bestuurde. In 1734 werd Artenara een zelfstandige gemeente.
De streek werd vanaf het begin maar langzaam dichter bevolkt, omdat het grootste deel van de eilandbevolking bij de suikerproductie was betrokken. Aan het einde van de zestiende eeuw veranderde dit en maakte de bevolking van Artenara een sterke groei door.
Aan het einde van de twintigste eeuw vond er een leegloop plaats van het platteland, door de moeilijke economische omstandigheden en de ontoegankelijke ligging.
Artenara ligt in de bergen van het binnenland in het noordwesten van Gran Canaria, en heeft een oppervlakte van 66,69 vierkante kilometer. Het is een klein dorp dat zich op een hoogte bevindt van 1270 meter.
Hoewel het dorp Artenara zelf in het binnenland ligt, strekt de gemeente zich tot de kust uit. Het landschap kenmerkt zich door steile hellingen en bestaat voor een groot deel uit bos dat zicht tot de bergtoppen uitstrekt, zoals Los Moriscos, La Mora, Roque García, El Brezo, Altavista (1376 m) en Tamadaba met de Pico Bandera (1444 m). De bossen van Tamadaba en Tirma zijn twee van de best bewaarde natuurgebieden op Gran Canaria, dankzij hun ontoegankelijkheid.
Artenara heeft ook de grootste door een vulkaankrater gevormde vallei van het eiland, de Caldera de Tejeda. De oudste geologische resten van Gran Canaria zijn in Artenara te vinden en ook heeft het dorp het grootste aantal grotten die vroeger door de oorspronkelijke bevolking werden bewoond.
De economie van Artenara is ook vandaag de dag nog vooral gestoeld op de landbouw, met de teelt van aardappels, mais en fruit. Deze landbouwactiviteiten worden aangevuld met het houden van geiten en schapen die in kuddes in de bergen grazen. De moderne herders zetten hiermee in Artenara de traditie voort van de bewoners in de oudheid.