Gran Canaria
Gran Canaria
Het eiland

Feesten en festivals

Feesten en festivals

Belangrijke feesten in Mogán zijn de feesten ter ere van San Antonio El Chico en El Grande. De feesten van San Antonio El Chico worden op 13 juni gevierd en eren San Antonio de Padua, de beschermheilige van Mogán Dit is een folkloristisch feest, waaraan folkloregroepen van het eiland en andere eilanden deelnemen. Op de traditionele processiedag aan het begin van de feesten worden offerandes van fruit en typische producten neergelegd. De week gaat dan verder met muzikale en culturele activiteiten om te eindigen met de grote processie van San Antonio door de straten van het dorp waarbij ook gezongen wordt. 

De feesten van San Antonio El Grande zijn op de eerste zondag van augustus en vinden hun oorsprong in een gelofte bij het einde van een sprinkhaanplaag die het dorp teisterde. In Arguineguín en Puerto de Mogán worden in juli de voor de vissers zo belangrijke Fiestas del Carmen gevierd, waarbij een beeld van de heilige per boot wordt meegenomen en de processiegangers zich inschepen op rijk versierde boten.

Geschiedenis

De oorspronkelijke bevolking van het eiland woonde in de kustregio van Mogán en op terrassen op de hellingen van de diepe dalen. Zo waren er kleine dorpjes in het dal van Veneguera, in de vallei van Mogán, waar zich de meeste nederzettingen bevonden en in de diepe dalen: Taurito, Tauro en Puerto Rico.

Na de Spaanse verovering verdeelden de kolonisten de op het eiland aanwezige gronden en werden ook waterrechten verdeeld. Vroeger was Mogán met Telde onderdeel van een regio die tot het zuiden van het dal van La Aldea liep. De gronden in deze regio beschikten over weinig water en lagen ver van de economische en bestuurscentra van het eiland. Daarom waren Mogán en de omliggende dalen niet populair bij de verdeling van de gronden en werden slechts delen van de barranco de Tasarte, Veneguera en Mogán bezet.

Niemand wilde de gronden aan de kust uit angst voor de aanvallen van piratenschepen. In de achttiende eeuw viel Mogán onder andere gemeentes, als Agüimes, San Bartolomé de Tirajana en Tejeda, wat het moeilijk maakte een eigen regio te vormen. Hierbij kwam het conflict dat in het midden van de zeventiende eeuw was ontstaan tussen landbouwers en veehouders over het gebruik van de grond, wat de economische ontwikkeling van Mogán nog verder bemoeilijkte.

In 1815 werd Mogán met behulp van Bisschop Verdugo een eigen parochie waardoor de verdere verzelfstandiging als gemeente mogelijk werd. Aan het einde van de negentiende eeuw leed Mogán net als de rest van het eiland onder een economische crisis vanwege de instorting van de landbouw, waardoor de plaatselijke boeren hun leningen niet konden afbetalen, de hoge belastingen en de plaatselijke bestuurlijke onmacht. Deze omstandigheden veranderden gelukkig toen een Engels bedrijf de tomaten- en bananenteelt introduceerde, waarmee nieuwe bronnen van inkomsten werden aangeboord die in de twintigste eeuw hun vruchten afwierpen.

Geografie

Mogán ligt in het zuidwesten van Gran Canaria op 93 kilometer afstand van de hoofdstad van het eiland. Met een oppervlakte van 172,44 vierkante kilometer is deze gemeente de op één na grootste van het eiland. Aan de kust is de hoogte slechts 22 meter, maar in het bergachtige binnenland wordt op de 'Montaña de Sándara' een hoogte van 1583 meter bereikt.

In het oosten grenst Mogán aan San Bartolomé de Tirajana, door de Barranco de Arguineguín vanaf het stuwmeer Embalse de Soria. In het noorden grenst Mogán aan Tejeda en in het westen loopt de grens door de Barranco de Los Secos naar La Aldea. De kust van Mogán is steil, maar er liggen ook een aantal stranden waar de dalen uitmonden in de zee.

Dit gebied bestaat uit oud vulkanisch gesteente van basaltrots. Het landschap van Mogán kenmerkt zich door brede hellingen en diepe dalen, die in de bergen op het midden van het eiland beginnen en tot aan de zee doorlopen. Van deze ravijnen zijn de Barranco de Veneguera en van Mogán het spectaculairst door hun adembenemende landschappen.

Het zonnige klimaat van Mogán leidt er ook toe dat het binnenland erg droog is. Het milde en droge klimaat aan de kust maakt deze regio volgens de Wereldgezondheidsorganisatie ideaal voor herstel van ziektes als reuma. Er valt in de hele streek weinig regen, hoewel in de winter meer van de bergen afkomstig water door de riviertjes stroomt en prachtige watervallen te bewonderen zijn. De gemeente heeft ook het grootste stuwmeer van het eiland, de Presa de Soria.

De vegetatie bestaat voornamelijk uit cactusachtige inheemse planten van de Wolfsmelk-familie, Euphorbia Canariensis en Regis-jubae, die alleen op Gran Canaria voorkomen. Het hoger gelegen deel is groener met inheemse pijnboombossen, oases met palmbomen en exotische fruitbomen.

Economie

Aan het einde van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw was de landbouw de pijler van de economie in het dal van Mogán, met als aanvullende activiteiten bosbouw, veehouderij en de kweek van de schildluis. De economie was vooral gericht op zelfvoorziening. 

In de twintigste eeuw was de landbouw en de visserij nog steeds het belangrijkste bestaansmiddelen in de gemeente, hoewel het toerisme aan de zuidkant van het eiland steeds belangrijker werd. Op de vruchtbare gronden van Mogán groeit veel tropisch fruit, zoals avocado, mango, papaya, guayabo en chirimoya. Deze producten hebben de plaats ingenomen van de traditionele exportproducten van het eiland (tomaten en bananen) in de regio van Veneguera.

In Puerto de Mogán is de visserij belangrijk, waarbij de producten vooral aan de lokale restaurants worden geleverd. Hier wordt ook veel op marlijn en tonijn gevist.

De meest recente economische pijler van Mogán is het aanbod aan toeristische diensten. Mogán heeft een groot aantal hotels, appartementen en restaurants in verschillende categorieën, winkelcentra, stranden en jachthavens en ander vermaak, waardoor het inmiddels een van de meest toeristische gemeentes op het eiland is.